Archive for Opvoeden – Page 3

Pas op straks doe je je pijn!

Twee peuters, een jongen en een meisje van 3 zitten op de wip en hebben ongelooflijk veel lol samen. Ze wippen steeds harder en lachen en gillen wat af. Opeens bedenkt het jongetje iets extra leuks: elke keer als hij beneden is, doet hij of het fout gaat en laat hij zich voorzichtig en gecontroleerd naast de wip vallen. En ik merk dat ik eigenlijk wil reageren met ‘niet doen, straks doe je je pijn’.

Maar is dit een instinctieve reactie omdat er daadwerkelijk gevaar dreigt voor dit kind of is deze aangeleerd? Heeft het kind niet zelf heel goed in de gaten of het dit aan kan? Is het niet juist een mooi lesje in lichaamscontrole en leren vallen?

Bovendien staat de wip op dat moment op een zachte ondergrond. Of moet ik me dan toch zorgen maken, dat het kind dit ook gaat doen als de wip op een harde ondergrond staat?

Daarnaast heeft het meisje hier geen last van. Ze schiet niet omlaag als de ballast aan de andere kant verdwijnt. Daar heeft de fabrikant blijkbaar al goed over nagedacht. Of moet ik er nu al rekening mee houden dat dit op een andere wip misschien anders is?

Moet ik nu al bezig zijn met die eventuele toekomst? Of mag ik erop vertrouwen, dat het kind straks heus wel begrijpt, dat het op sommige plekken wel kan en op andere niet.

Wat is eigenlijk het ergste dat kan gebeuren? Een buil, een schaafwond, tranen van de schrik? En hoe erg is dat dan? Of is het juist een mooi lesje in grenzen verkennen en zelf leren wat wel en niet kan?

Wat zou jij doen als je dit kind zag spelen?

Mag het kind ook zelf?

Het is een rustige, zonnige dag op het kinderdagverblijf waar ik vervang. We maken gebruik van het lekkere weer en gaan gezellig met de kleintjes naar buiten. Op de speelplek staat een laag klim- en klauterrek en kleine Emma van anderhalf probeert op één van de plateautjes te klimmen.

Ze legt haar bovenlijf op het plateau en kan zo met haar handjes net de zijkanten vastpakken. Vol overgave zwaait ze met haar benen en trekt ze met haar armen, maar het lukt haar niet om erop te komen.

Ze geeft de moed echter niet op en blijft enthousiast proberen. Ik geniet van haar pogingen; haar hele lijf is in beweging en gericht op de door haar zelf opgelegde taak. Ik blijf dus rustig zitten en laat haar lekker spartelen.

Opeens komt de ernaast gelegen peuterspeelzaal ook naar buiten met de kids. Een hele groep peutertjes met behoorlijk wat begeleidende volwassenen. Eén van de begeleidsters ziet Emma’s pogingen en geeft haar met een verwijtende blik naar mij een flinke zet, zodat ze alsnog op het plateautje belandt.

Ik weet dat deze dame dit met de beste bedoelingen heeft gedaan. Maar wie helpt dit kind nu meer? Degene die zorgt dat ze zonder omwegen haar doel bereikt of degene die haar de ruimte en tijd biedt om zichzelf iets eigen te maken? Is het doel het belangrijkste of gaat het juist om de weg er naar toe?

Voor mij is dat doel namelijk niet zo interessant. De weg er naar toe is vele malen belangrijker. Want kinderen die die bij elke stap geholpen worden, leren alleen maar dat ze anderen nodig hebben om iets te bereiken. Maar kinderen die dingen op eigen kracht weten te bereiken, hebben daadwerkelijke succeservaringen en bouwen op die manier aan hun zelfvertrouwen.

Dus hoe klein ze ook zijn, laat ze zelf uitzoeken hoe iets moet. Een mooier cadeau kun je ze niet geven.

Ik ga de volgende keer in elk geval weer lekker achterover zitten en genieten van zo’n zelflerend kind.

Is jouw vraag eigenlijk een opdracht?

Afgelopen schooljaar heb ik een aantal maanden in groep 1 vervangen. Sporadisch kwam ik daarbij in contact met kinderen uit de bovenbouw. Zo ook tijdens de laatste schoolweek. Even was ik toen juf van groep 8. Ze hadden heerlijk buiten gespeeld en bij het naar binnen gaan, vroeg ik één van de jongens: ‘Zou jij even die spullen op kunnen ruimen?’ Ik merkte direct, dat hij er eigenlijk absoluut geen zin in had en dus maar deed alsof hij mijn vraag niet gehoord had. Ik riep hem bij mij en herhaalde de vraag. Met als extra opmerking: ‘Dit is mijn vraag aan jou en omdat het een vraag is, mag je daar ja of nee op antwoorden. Ik vind het alleen niet fijn als je me negeert.’

De jongen keek me aan alsof ik gek geworden was. Mocht hij nu echt gewoon ‘nee’ zeggen op mijn vraag? Hij vertrouwde het nog niet helemaal, maar wilde toch weten hoe ik zou reageren als hij daadwerkelijk nee zou zeggen. Dus kreeg ik als antwoord ‘nee’. ‘Oke’ zei ik, ‘dat is prima, dan weet ik dat en vraag ik wel iemand anders.’ Perplex maar blij dat hij het echt niet hoefde te doen, liep de jongen vervolgens naar binnen.

Het volgende kind dat ik die vraag stelde, ging zonder morren aan de slag. Ik weet echter niet wie van deze 2 kinderen dichter bij zichzelf is gebleven. Het kind dat nee zei of het kind dat het gewoon deed. Vond dit andere kind het inderdaad geen probleem of was hij zo gewend om te doen wat een ander vraagt, dat het zonder nadenken gebeurde?

Stel jij ook vaker een opdracht in de vorm van een vraag? En calculeer je dan in dat het antwoord ‘nee’ kan zijn? Of word je boos, omdat het kind niet doet wat je van hem vraagt? En hoe eerlijk is dat?

Maan jij je kind ook wel eens tot stilte, omdat hij andere mensen zou storen?

Steeds weer zie en hoor ik om me heen gezinnen met vrolijke, aanwezige kinderen. En steeds weer hoor ik de ouders zeggen: “Wees eens niet zo druk, de andere mensen kunnen je horen.” Misschien doe jij dit zelf ook regelmatig. Vaak is het namelijk een handig pressiemiddel om je kind sneller stil te krijgen. Eigenlijk is het niet meer dan een zwaktebod. Ik wil dat je stil bent, maar naar mij alleen luister je toch niet, dus betrek ik hier anderen bij.

Maar welke boodschap geef je op zo’n moment eigenlijk aan het kind? Het kind leert enerzijds, dat het niet aanwezig mag zijn en aan de andere kant, dat het heel belangrijk is wat anderen van je vinden. Vervolgens vinden we het raar, dat kinderen opgroeien tot tieners en volwassenen die zich druk maken over de indruk die zij op anderen maken.

Herken je jezelf in het bovenstaande? Vraag je jezelf dan de volgende keer af of de anderen inderdaad last hebben van jouw vrolijke kind of maak JIJ je druk over het feit wat ze vinden van jou en jouw gezin, omdat jij dat immers ook zo geleerd hebt?

Ik hoor je nu al denken: ‘Moet je kinderen dan maar onbegrensd hun gang laten gaan?’ Natuurlijk niet, het kind mag best leren, dat het soms rekening moet houden met anderen. De vraag is alleen of dit altijd het geval moet zijn of dat de grenzen best wat ruimer mogen dan nu wordt toegestaan. Vind je je kind toch echt te druk? Erken hem dan wel eerst in zijn beleving: geef aan dat je kunt zien dat je kind plezier heeft en dat je dat fijn vindt, maar dat jij het een beetje te veel vindt. Zonder dat je anderen erbij betrekt 🙂

Ik kan het NOG niet

Hoe kun je anders kijken naar iets wat niet lukt? Hou je het bij ‘Ik kan het niet’? Of kun je denken ‘Ik kan het NOG niet’? Er zit een wereld van verschil tussen deze twee gedachtes. En het is iets wat je kinderen heel goed kunt leren.

Vorige week verving ik in een kleutergroep. In de kring ging het over de herfst en de kinderen mochten vragen beantwoorden. Eén meisje geef een verkeerd antwoord en ik zag haar helemaal verschieten ‘Oei, ik kan het niet, ik doe het fout’. Tot ik tegen haar zei ‘Het is niet erg dat je het nog niet weet, want we zijn nu aan het leren en nu weet je het wel.’ Ze bloeide zichtbaar op. Zo eenvoudig is het om kinderen anders naar hun ‘fouten’ te laten kijken.

Bekijk het filmpje van Carol Dweck over de kracht van het woordje ‘NOG’.

Als je kinderen leert leven met…

Als je kinderen leert leven met angst, leer je achterdocht.
Als je kinderen leert leven met medelijden, leer je zelfmedelijden.
Als je kinderen leert leven met spot, worden ze verlegen.
Als je kinderen leert leven met jaloezie, krijg je afgunst.
Als je kinderen leert leven met schaamte, gaan ze zich schuldig voelen.

Als je kinderen leert leven met tolerantie, leer je ze geduldig zijn.
Als je kinderen leert leven met bemoediging, leer je ze vertrouwen te hebben.

Als je kinderen leert leven met lof, leer je ze waardering hebben.
Als je kinderen leert leven met waardering, leer je ze van zichzelf te houden.
Als je kinderen leert leven met aanvaarding, leer je ze liefde in de buitenwereld te hebben.
Als je kinderen leert leven met erkenning, leer je ze een doel te stellen.
Als je kinderen leert delen, leer je ze vrijgevig te zijn.
Als je kinderen leert leven met eerlijkheid en rechtvaardigheid, leer je ze gerechtigheid zonder te veroordelen.
Als je een veilige omgeving schenkt, leren ze zichzelf en een ander te vertrouwen.
Als je kinderen leert omgaan met vriendelijkheid, vinden ze het fijn om te leven.
Als je kinderen leert omgaan met rust, kunnen ze in vrede met zichzelf leven.

(Ingrid Verkuil, gaafkind.nl)